• net·span·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord netspanning netspanningen
verkleinwoord

de netspanningv

  1. een spanning van minder dan 1000V (meestal 230V 50Hz wisselstroom) waarmee elektrische energie getransporteerd wordt naar de eindgebruiker
    • Noodgeneratoren kunnen stroom leveren als de elektriciteit op het net uitvalt. Met het oog op het dreigend stroomtekort deze winter, is er heel veel vraag naar dergelijke generatoren, bevestigt men bij Nelectra, de sectorfederatie die zowel elektrotechnische installateurs als elektrohandelaars vertegenwoordigt. De sector waarschuwt om niet zelf aan de slag te gaan bij de installatie van de stroomgroepen, zeker als het gaat om krachtiger toestellen. ‘Klop het best aan bij een installateur’, aldus voorzitter Eric Claus. De generatoren mogen niet aangeschakeld zijn als er opnieuw netspanning is. ’Anders dreigt kortsluiting’, waarschuwt Claus.[2] 
  2. de elektrische spanning die op het stopcontact staat
    • Consumenten moeten er bijvoorbeeld op letten dat ledlampen niet in aanraking kunnen komen met brandbare materialen, zoals vitrages en gordijnen. En ze moeten er voor zorgen dat bij het verwisselen van een lamp de netspanning naar het armatuur is uitgeschakeld door de stekker eruit te halen of door de schakelaar in de meterkast om te zetten.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 19 september 2014 door jns
  3. Tubantia 18-06-2015