Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·tel·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord netelcel netelcellen
verkleinwoord netelcelletje netelcelletjes

Zelfstandig naamwoord

de netelcelv / m

  1. (zoötomie) cel, voorkomend bij neteldieren, met een blaasvormige structuur waarin een opgerolde neteldraad met een harpoentje zit. Het kapsel van die neteldraad is gevuld met een vloeistof om de prooi te verlammen.
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie