neogotiek
  • neo·go·tiek
enkelvoud meervoud
naamwoord neogotiek
verkleinwoord

de neogotiekv

  1. een 19e-eeuwse stroming in de bouwkunst verstaan die zich geheel heeft laten inspireren door de middeleeuwse gotiek
    • ‘Er moet ook nog een betere beschrijving bij komen en daarnaast een woordje uitleg over de neogotiek, die in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw in Vlaanderen hoogtij vierde.’ [2] 
    • Post-Plaza is gevestigd in het voormalige hoofdpostkantoor van Leeuwarden en in een voormalig bankgebouw. De laatste vormt een statige entree, klassiek en strak, met her en der wat plafondornamenten. Een hoge glazen tunnel leidt naar het okergele Grand Café in het oude postkantoor. Daar triomfeert de neogotiek, het plafond is hoog en de pilaren en steunbalken zijn rijk versierd. De postkluizen zijn nog intact. Hier bewaart het hotel hun groene goud: de koffiebonen voor hun eigen branderij. [3] 
82 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard ZATERDAG 12 AUGUSTUS 2017
  3. Volkskrant Anne van Blijderveen 17 november 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be