• ne·gen·tien·ja·ri·ge

negentienjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van negentienjarig
    • De negentienjarige winnaar van de prijsvraag had alle vragen goed beantwoord. 
enkelvoud meervoud
naamwoord negentienjarige negentienjarigen
verkleinwoord

de negentienjarigev / m

  1. levend wezen dat 19 jaar oud is of iets dat 19 jaar bestaat
    • De negentienjarige wilde een reis maken met zijn broer.