• nat·hou·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nathouden
hield nat
natgehouden
klasse 7 volledig

nathouden

  1. zorgen dat iets niet uitdroogt, dat iets vochtig blijft
    • Je moet het pas ingezaaide gras tijdens de hittegolf goed nathouden. 
  • Pappen en nathouden.
mee bezig blijven of (onderwerp) aanhouden om resultaat te krijgen