nasluipen
- na·slui·pen
- samenstelling van na bw en sluipen ww
nasluipen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
nasluipen |
sloop na |
nageslopen |
klasse 2 | volledig |
- heimelijk, onopgemerkt volgen
- Na het verhoor bij Annas wordt hij naar Kajaphas gevoerd, terwijl twee der jongeren, Johannes en Petrus, den meester in de verte nasluipen. [2]
- Het woord 'nasluipen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nasluipen" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Eelco Verwijs De Gids. Jaargang 35(1871)Het Passiespel te Oberammergau.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be