• nap·pa·leer
enkelvoud meervoud
naamwoord nappaleer -
verkleinwoord - -

het nappaleero

  1. een gedekt, doorgeverfd (aan beide kanten dezelfde kleur) leer dat meestal afkomstig is van lams- of schapenhuid
60 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[2]