Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·raaf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtraaf nachtraven
verkleinwoord nachtraafje nachtraafjes

Zelfstandig naamwoord

de nachtraafv

  1. iemand (meestal een vrouw) die ervan houdt tot laat in de nacht te feesten
    • Kevin is een echte nachtraaf. Hij kan soms ontzettend koppig zijn en arrogant uit de hoek komen, en kan er bovendien niet tegen als hij door iemand wordt gecommandeerd. Megan daarentegen houdt minder van het nachtleven en is eerder een huismusje - maar wel eentje met een groot temperament. Ze houdt ervan om haar leven voor zich uit te plannen en haar blik is dan ook gericht op de toekomst. [2] 
  2. iemand die tot laat in de nacht doorwerkt
    • Cynthia Ozick (geboren in 1928) is een nachtraaf van tachtig. E-mails verstuurt ze rond half drie ’s nachts. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen