nachtblinde
- Geluid: nachtblinde (hulp, bestand)
- IPA: /ˈnɑxtblɪndə/
- nacht·blin·de
- nachtblind met de uitgang -e
nachtblinde
- verbogen vorm van de stellende trap van nachtblind
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nachtblinde | nachtblinden |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
- iemand die erg slecht kan zien als er weinig licht is, lijder aan nachtblindheid
- Maar terwijl de blinde geleid wordt en gesteund door zijn fijne tastzin (…), en zo nodig geholpen wordt door de voorbijgangers, die hem, bij daglicht natuurlijk, kunnen zien, zal de nachtblinde volkomen stuurloos zijn (…) [1]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ J.G."Medische Kroniek. Nachtblindheid en verduisteringsoefeningen" in: Het Volk jrg. 40 nr. 16236 (9 februari 1940); p. 9 kol. 3; geraadpleegd 2016-12-09
- Het woord nachtblinde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.