• naar·ge·lang

naargelang

  1. duidt een afhankelijkheid uit van een voorwaarde of omstandigheid
    • Het aantal stoelen kan gemakkelijk uitgebreid worden, naargelang er meer bezoekers komen. 

naargelang

  1. duidt een afhankelijkheid uit van een voorwaarde of omstandigheid
    • Naargelang de temperatuur kun je een deken meer of minder nemen. 

naargelang

  1. al ~ duidt een afhankelijkheid uit van een voorwaarde of omstandigheid die eerder genoemd is of bekend wordt verondersteld
    • Soms wordt de saus wat te dik. Je kunt er al naargelang nog wat wijn aan toevoegen. 
86 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]