• naam·te·ken

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord naamteken naamtekens
verkleinwoord - -

de naamtekenv / m [1]

  1. (verouderd) beginletter van iemands naam
vervoeging van
naamtekenen

naamteken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naamtekenen
    • Ik naamteken. 
  2. gebiedende wijs van naamtekenen
    • Naamteken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naamtekenen
    • Naamteken je?