mycelium
- my·ce·li·um
- van modern Latijn, naar het voorbeeld van epithelium gevormd uit Oudgrieks μύκης (múkès) "paddenstoel" [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mycelium | - |
verkleinwoord | - | - |
het mycelium o
- (biologie) weefsel van worteldraadjes waarmee een zwam voedsel uit zijn omgeving haalt
- Als je geluk hebt, vind je geprepareerde blokken stro of houtvezels in de winkel, dooraderd met een netwerk van witte draden: het mycelium ofwel de schimmel in een eindstadium. Thuis komen er als een wonder zwammen uit groeien. [2]
- Het woord mycelium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mycelium" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ mycelium op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Keuchenius, A.Hoe je zelf paddestoelen kweekt uit koffiedik (8 november 2018) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-06-18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
mycelium
- verouderde spelling of vorm van mycel tot 2005
- (verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk
mycelium
- verouderde spelling of vorm van mycel tot 2005
- (verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk