Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·ziek·the·a·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord muziektheater muziektheaters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het muziektheatero

  1. theater waarin men muziekuitvoeringen geeft
     Ik heb gesuggereerd dat hij dan maar het libretto voor Seijffardt moest schrijven. Is die ook weer uit de brand. Hij zou het proberen. Hij heeft geen ervaring met muziektheater.[1]
     In dit volgens Orpheus ‘komische en dynamische muziektheater’ gaan marketingmanager Klamer (Jeroen van Venrooij) en zijn assistente Alicia (Annemarije Zoer) op zoek naar de ziel van Loo (Laetitia Gerards).[2]
  2. uitvoering in een theater waarin muziek een belangrijke rol speelt
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron
    Jurre Jochemsen
    “Eigen productie LOO van Orpheus verplaatst naar juli” (13-01-2022), Tubantia