mutualiteit
- Geluid: mutualiteit (hulp, bestand)
- IPA: / ˌmytywaliˈtɛit / (5 lettergrepen)
- mu·tu·a·li·teit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wederkerigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
- afgeleid van het Franse mutualité (met het achtervoegsel -iteit) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mutualiteit | [2]: mutualiteiten |
verkleinwoord | - | - |
de mutualiteit v
- wederkerigheid
- Maar aangezien er normen vastgesteld moeten worden en overeenkomsten ontworpen behoren te worden voor de goederenruil is een maatschappij slechts mogelijk op basis van wederkerigheid, van de ‘mutualiteit’. [4]
- (België) ziekenfonds, onderlinge verzekering
- De eerste Pensioenwet die de Kamer net voor de verkiezingen heeft goedgekeurd, voorziet in een premie van de staat ten voordele van de aangeslotenen bij een erkende mutualiteit en in een jaarlijkse tegemoetkoming aan elk lid dat aan de mutualiteit een minimumbijdrage heeft gestort. [5]
- Het woord mutualiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mutualiteit" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mutualiteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ mutualiteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Constandse, A.L.Anarchisme van de daad. (1969) Kruseman, Den Haag; p.27; geraadpleegd 2017-06-08
- ↑ Bouwmeester, C. e.a. (red.)"10 mei 1900. Kamer keurt eerste pensioenwet goed" in: Kroniek van de 20e eeuw [tot en met 1940." (1985) Elsevier, Amsterdam/Brussel]; ISBN 90 10 05263 x; p. 10; geraadpleegd 2017-06-08
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be