mussennest
  • mus·sen·nest
enkelvoud meervoud
naamwoord mussennest mussennesten
verkleinwoord

het mussennesto [1]

  1. het slordige bolvormige nest van een mussenpaar; broed- en verblijfplaats van mussen
     De stijl van tegenwoordig doet wel wat denken aan een mussennest, een slordige bos krullen.[2]
     Een paar weken later voelde de dichter zich gedreven over de schoonheid van een mussennest te schrijven: Kijk daar, vijf eieren, glanzend blauw! Zoiets schoons als wat ik hier aanschouw, Van zo'n tere eenvoud, doet mij beseffen Dat niets deze vreugde kan overtreffen! De behoefte om vreugde tot uitdrukking te brengen ervoer hij een paar zomers later opnieuw bij het horen van het lied van een nachtegaal: O nachtegaal! Het is een feit Dat gij een vurig wezen zijt Gij zingt alsof ge wijnmost dronk En Bacchus u een liefje schonk.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. V.E. Schwab
    “Het onzichtbare leven van Addie LaRue” (2021), De Boekerij  , ISBN 9789022591932
  3. “De kunst van het reizen” (2002), Atlas Contact  , ISBN 9789046703397