• mu·si·cal·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord musicalster musicalsterren
verkleinwoord musicalsterretje musicalsterretjes

de musicalsterv / m [1]

  1. (muziek) acteur of actrice die bekend is als speler in een musical
     ' 'In mijn ogen ben je een goede musicalster, maar velen als jij zijn mislukt doordat ze zichzelf te goed vonden voor hun publiek.[2]
     Op de laatste avond waren veel beroemdheden afgekomen, zoals actrice Glenn Close, musicalster Lin-Manuel Miranda en senator Chuck Schumer. Ook oud-spelers waren uitgenodigd, onder wie Sarah Brightman, die op Broadway als eerste de rol van de jonge sopraan Christine speelde. "Het voelt bevreemdend, ik vind dat er eigenlijk geen einde aan mag komen", zei ze vooraf op de rode loper. "Ik denk dat mensen het zo gaan missen dat er op een gegeven moment een reprise komt."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Dochter van het verraad” (1991), Saga, ISBN 9788726484861
  3.   Weblink bron “Na 13.981 voorstellingen spookt het niet meer op Broadway: doek valt voor 'Phantom'” (Maandag 17 april 2023, 07:52), NOS