mup
Niet te verwarren met: MUP |
- mup
- [1] (verkorting) van muppie of kofferwoord van millennial yup
- [2] van Engels MUP midlife urban professional
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mup | muppen |
verkleinwoord |
de mup m
- (persoon) iemand geboren tussen 1980 en 2000 die dankzij een goede opleiding snel carrière maakt
- ▸ “Een leven zonder technologische snufjes kennen ze niet. Ze groeiden op met de cd, mp3 en de Playstation, zitten vastgeplakt aan hun smartphone en Twitter is hun informatiebron. Ze zijn hoogopgeleid, spreken twee of drie talen, hebben in het buitenland gestudeerd en hun CV aangevuld met allerlei cursussen of extra masters.” Als we Miller mogen geloven, heeft de hipster z’n beste tijd gehad en is de ‘mup’ dus dé nieuwe subcultuur.[1]
- (persoon) iemand geboren rond 1960 die na een goede opleiding en carrière rond 2010 weinig uitzicht op een verdere loopbaan heeft
- ▸ De mup valt demografisch gesproken nog net in de geboortegolf. Hij hoort tot de laatste lichting, het cohort dat tussen 1955 en 1963 is geboren uit ouders die de oorlog bewust hebben meegemaakt en pas op de arbeidsmarkt is gekomen ná de onttakeling van de grote industrieën. De mup, die relatief hoger is opgeleid dan voorgaande generaties, heeft daardoor een wat idealistische opvatting over carrièreplanning: werk boven inkomen.[2]
- [1] muppie
- Het woord mup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Carlijn Teeven“Dit is de nieuwe yup: de mup” (5 juni 2015) op hpdetijd.nl
- ↑ Hubert Smeets“Het verdriet van de muppies” (15 september 2007) op nrc.nl