Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mor·bi·di·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord morbiditeit morbiditeiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de morbiditeitv

  1. (medisch) ziekelijkheid, vatbaarheid voor ziekten
  2. (medisch) het ziektecijfer, de mate waarin ziekten voorkomen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be