• moord·wa·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord moordwagen moordwagens
verkleinwoord

de moordwagenm

  1. geweldige auto
     Nu de mist is opgetrokken, stuiven wij er vandoor. 'Een moordwagen,' zegt R., 'zie je dat, constant honderdveertig.'[1]
     Een met de hand geverfde Lada moest in deze uithoek van de bossen wel een absolute moordwagen zijn.[2]
     Een voortreffelijk voorwendsel om je met die moordwagen van mammoeschka een liftje te geven, goed dat je hier naartoe bent komen wandelen.[3]
  2. voertuig gebruikt om anderen dood te maken
     Hoe gewoon was het vroeger om de vuilnisman een glaasje rum te geven als teken van dankbaarheid wanneer hij de ton in de gele wagen leeggooide. Niemand dacht erbij na dat deze mensen achter het stuur van de “enorme moordwagen”, na tien huizen een groot gevaar op de weg waren.[4]
     Met razende vaart naderde de moordwagen, reeds onder vuur genomen door de brigade.[5]
      In oude allegorieën, zooals die in de 17e eeuw gebruikelijk waren, kan men zulk een moordwagen wellicht als een passend voertuig voor den duivel van den oorlog terugvinden; stelt die soms eene begrafenis voor dan zal daarmede zeker wel eene „uitvaart ter helle" zijn bedoeld![6]
      (…) de moordwagens voeren immer nieuwe slagtoffers naar de guillotine;(…)[7]
  1.   Weblink bron
    J.W. Holsbergen
    “Een koppel spreeuwen” (2012), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467939, p. 77
  2.   Weblink bron “De huurling” (2012), A.W. Bruna Uitgevers  , ISBN 9789044969153, p. 322
  3.   Weblink bron “De verdwaalde carnavalsvierder” (2013), Meulenhoff Boekerij  , ISBN 9789402300444, p. 99
  4.   Weblink bron
    Suzanne Koelega
    Dagboek van een alcoholist in: Amigoe   (24 augustus 1991), Amigoe, Curaçao, p. 13 kol. 1
  5.   Weblink bron Hoe inspecteur Kelly promotie maakte (19 juni 1931) in: Utrecht in woord en beeld, jrg. 7 nr. 13, p. 9
  6.   Weblink bron
    Piepers, M.C.
    “Naar vrede?” (1901), Van Looy, Amsterdam, p. 119 n.1
  7.   Weblink bron De Fransche Omwenteling. Een geschiedkundig tafereel; door Thomas Carlyle. in: Vaderlandsche Letteroefeningen., jrg. 92 deel 1 nr. 3 (1852), J. Stemvers, Amsterdam, p. 128 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren