moesje
- moes·je
- [A] afgeleid van moes zn met het achtervoegsel -je
- [B] verbastering in kindertaal van moetje
- [C] van Frans mouche zn
het moesje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord moes
het moesje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord moe
[C] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | moesje | moesjes |
verkleinwoord | - | - |
- (cosmetica) (historisch) klein rond zwart pleistertje om de aandacht op aantrekkelijke delen van het uiterlijk te vestigen en de blankheid van de huid beter te laten uitkomen
- (textiel) afwijkend gekleurd stipje in een weefsel
- Het woord moesje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "moesje" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be