mobilair
- mo·bi·lair
- afgeleid van het oud-Franse mobiliaire of van mobiel met het achtervoegsel -air
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mobilair | mobilairder | mobilairst |
verbogen | mobilaire | mobilairdere | mobilairste |
partitief | mobilairs | mobilairders | - |
mobilair [1]
- betrekking hebbend op roerend goed
- Het woord mobilair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mobilair" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be