• mis·se
vervoeging van
missen

misse

  1. aanvoegende wijs van missen

misse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van mis


  • mis·se

misse

  1. modaal werkwoord moeten
  • onbepaalde wijs:
    • misse
  • tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm
    • erste persoon enkelvoud
      • ich mussl
    • tweede persoon enkelvoud
      • du muscht
    • derde persoon enkelvoud
      • er/sie/es muss
    • erste persoon meervoud
      • mir misse
    • tweede persoon meervoud
      • dhir misst
    • derde persoon meervoud
      • mir misse