Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·se

Werkwoord

vervoeging van
missen

misse

  1. aanvoegende wijs van missen

Bijvoeglijk naamwoord

misse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van mis


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·se

Werkwoord

misse

  1. modaal werkwoord moeten
Vervoeging
  • onbepaalde wijs:
    • misse
  • tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm
    • erste persoon enkelvoud
      • ich mussl
    • tweede persoon enkelvoud
      • du muscht
    • derde persoon enkelvoud
      • er/sie/es muss
    • erste persoon meervoud
      • mir misse
    • tweede persoon meervoud
      • dhir misst
    • derde persoon meervoud
      • mir misse
Opmerkingen