• min·ne·spel
enkelvoud meervoud
naamwoord minnespel minnespelen
minnespellen
verkleinwoord

het minnespelo

  1. het bedrijven van de (hoofse, romantische) liefde
    • Dan blijkt des te meer dat liefde óók een verwoestende kracht is, niet alleen romantisch minnespel.” [2] 
    • Maar dan de keerzijde. De overheid draait haar hand er niet voor om hele wijken plat te gooien (en de bewoners op straat te zetten) om plaats te maken voor een nieuw museum, stadion of shopping mall, en ook hangen ze soms een camera in de slaapkamer van een kritische journalist (zoals in het geval van de dissidente Ismaïlova) om haar met de beelden van haar minnespel te chanteren. De gevangenissen zitten vol met politieke dissidenten. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Kester Freriks 10 november 2011
  3. NRC Ivo Weyel 29 september 2012