• lief·de·spel
enkelvoud meervoud
naamwoord liefdespel liefdespelen
liefdespellen
verkleinwoord

het liefdespelo

  1. het bedrijven van de liefde
    • De componist van de opera, Huba de Graaff, baseerde het libretto op de menselijke geluiden in pornofilms. Het resultaat is een liefdespel met kleren aan, een muzikaal orgasme. Vorige week ging de opera in première tijdens de Operadagen in Rotterdam, dit najaar volgt een tournee.[2] 
  2. (eufemisme) het neuken, de paring
    • Een Fin is betrapt op overspel toen hij bij het liefdespel in zijn auto per ongeluk zijn mobiele telefoon aanzette. Zonder dat hij het wist werd de man verbonden met zijn echtgenote, die hem "ik hou van je" hoorde kreunen. Vervolgens hoorde ze de stem van een goede vriendin van haar.[3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Rinksje Koelewijn 6 juni 2015
  3. NRC 28 juni 2003