• min·der·be·gaafd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen minderbegaafd
verbogen minderbegaafde
partitief minderbegaafds s -

minderbegaafd

  1. met minder dan gemiddelde geestesvermogens
     Het bekendste citaat binnen het kunsthistorisch onderzoek kwam uit The Times, een beoordeling van Cézanne, dat het 'geklieder van een minderbegaafd vijfjarig kind' was.[1]
     Vorige week verscheen een OESO-rapport over de stand van het onderwijs, wereldwijd. Nederlandse leerlingen blijken ongemotiveerd en de klassen rumoeriger dan waar ook. Excellente leerlingen zijn de dupe van de minderbegaafde leerlingen. Ik moet een gaapneiging onderdrukken. Verveling in de klas mag niet, leerlingen moeten uitgedaagd worden.[2]


  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496
  2.   Weblink bron
    Phaedra Werkhoven
    “Mijn schoolpad ging ook niet over rozen” (30 mei 2016), De Telegraaf