melacha

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  melacha    (hulp, bestand)
• IPA: /məla'xa/
• Sofeer: məlacha

Woordafbreking

• me·la·cha

Woordherkomst en -opbouw

• Herkomst: Hebreeuws

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	melacha	melachot
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de melacha v / m

1. (Jiddisch-Hebreeuws) werk, handwerk, niet-geoorloofd op sjabbat

Verwante begrippen

• Jiddisj: melooche
• Bargoens: meloochem

Gangbaarheid

• Het woord 'melacha' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.