Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mees·ter·op·lich·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meesteroplichter meesteroplichters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de meesteroplichterm

  1. (misdaad) iemand die anderen heel goed weet te bedriegen
     Hoofdpersoon Ostap Bender is een meesteroplichter, die voor God noch gebod bang is.[1]
     Meesteroplichter Nicolás wist met zijn geklets onder meer toegang te krijgen tot de vip-box van Real Madrid. Ook was hij aanwezig bij tal van bijeenkomsten van de Partido Popular en stond zelfs het privénummer van de koning in zijn telefoon.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  2.   Weblink bron “Amerikaan van 18 doet zich voor als hoge politicus op school” (23-02-2016), NOS