meeprofiteren
- mee·pro·fi·te·ren
- samenstelling van mee bw en profiteren ww
meeprofiteren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
meeprofiteren |
profiteerde mee |
meegeprofiteerd |
zwak -d | volledig |
- ook, samen met anderen, ergens voordeel van hebben
- ▸ Meer mensen mogen meeprofiteren van de economische groei, luidde ook de boodschap van premier Rutte in een toelichting op de Troonrede van vorig jaar.[2]
- ▸ FNV-bestuurder Mieke van Vliet vindt het schandalig: "We krijgen niet eens een tegenbod van de minister." Zij noemt de looneis redelijk. "De werkdruk is erg hoog en het personeel moet meeprofiteren van de economische groei." De bonden wijzen erop dat het kabinet het bedrijfsleven wel de opdracht geeft de lonen te verhogen, maar daar zelf geen gehoor aan geeft.[3]
- Het woord meeprofiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “FNV zet in op loonstijging met hoogste eis in 30 jaar” (Maandag 17 september 2018, 14:14), NOS
- ↑ Weblink bron “Rijksambtenaren in actie voor meer loon” (Dinsdag 22 mei 2018, 10:54), NOS