Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·le·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord meelezer meelezers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de meelezerm

  1. iemand die een boek leest nadat het geschreven is, maar voordat het wordt uitgegeven
    • Het boek werd in 1937 vermoedelijk niet uitgegeven omdat de twee meest kritische meelezers van Toonder, zijn vrouw en zijn broer, het niet goed genoeg vonden. “Als zij op- of aanmerkingen hadden, was het niet geschikt voor openbaring”, aldus kleinzoon Irwin.[1] 
    • Arnolds liet aan het BoekBlad weten dat het besluit zijn levenswerk over te dragen niet eenvoudig was. Hij bedankte meteen de schare meelezers en -knippers die hem 35 jaar lang bijstonden. Zij verzamelden alles over de Boekenweek, de Kinderboekenweek, de maand van het Spannende Boek en alle andere activiteiten van het CPNB.[2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 10 jun. 2017
  2. de Telegraaf 27 mrt. 2014
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be