mee-eter
- mee-eter
- In de betekenis van ‘verstopt talgkliertje’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van mee-eten met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mee-eter | mee-eters |
verkleinwoord | mee-etertje | mee-etertjes |
de mee-eter m
- (medisch) een puistje, gewoonlijk in het gelaat ontstaan door verstopping van een haarzakje
- Veel tieners hebben last van mee-eters en jeugdpuistjes.
- iemand die mee-eet
- Het woord mee-eter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mee-eter" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mee-eter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mee-eter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be