• me·de·op·stel·ler
enkelvoud meervoud
naamwoord medeopsteller medeopstellers
verkleinwoord

de medeopstellerm

  1. een persoon die samen met een andere een stuk heeft geschreven
     Dat leidt, zoals bij de Hongkongse studenten achter de petitie aan de RUG, tot zelfcensuur. De NOS sprak met een medeopsteller van de petitie, die anoniem wil blijven.[2]
     "Soms wordt er gezegd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling een verkorting is van de straf. Dat is niet zo", zegt Peter van der Laan, bijzonder hoogleraar reclassering en medeopsteller van het advies. "Dit is een fundamentele verkeerde uitleg hoe wij straffen opleggen. Het is echt een wezenlijk onderdeel van de totale straf."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Studenten in Nederland vrezen China: 'Sommigen durven hun mond niet open te doen'” (Woensdag 17 februari 2021, 15:40), NOS
  3.   Weblink bron “'Plan Dekker om criminelen later voorwaardelijk vrij te laten mist onderbouwing'” (Donderdag 30 augustus 2018, 22:01), NOS