Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·da·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mededader mededaders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mededaderm

  1. (in het strafrecht) een persoon die rechtstreeks aan het misdrijf heeft meegewerkt, noodzakelijke hulp heeft verleend of rechtstreeks tot het misdrijf heeft aangezet.

Meer informatie

Gangbaarheid