meat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·at
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
meat
- (Jiddisch-Hebreeuws) klein (in de vaste verbinding: mikdasj meat "synagoge"[1]
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
meat | meats |
Zelfstandig naamwoord
meat