mauser
- mau·ser
- van Duits Mauser zn , eponiem dat via de naam van de fabriek Mauser teruggaat op de achternaam van de uitvinders, de 19e-eeuwse Duitse broers Wilhelm en Peter-Paul ; in de betekenis van ‘soort geweer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1904 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mauser | mausers |
verkleinwoord | - | - |
de mauser m
- vuurwapen uit de twintigste eeuw tot de Tweede Wereldoorlog
- Het woord mauser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mauser" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "mauser" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mauser op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Ricardo Piglia (vert. Ineke van Geloven)Over het voorbijgaan van het leven in: De Tweede Ronde., jrg. 14 nr. 3 (herfst 1993), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 155
- ↑ Weblink bron Henk van Woerden“De historische band tussen Nederland en Zuid-Afrika; Gevoelens van verkleefdheid” (28 september 1996) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be