I en liten matbutikk (nærbutikk).
In een kleine levensmiddelenzaak (kruidenierszaak).
I en store matbutikken (supermarked).
In een grote levensmiddelenzaak (supermarkt).
  • mat·bu·tikk
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   matbutikk     matbutikken     matbutikker     matbutikkene  
genitief   matbutikks     matbutikkens     matbutikkers     matbutikkenes  

matbutikk m

  1. (bedrijf) levensmiddelenbedrijf, levensmiddelenwinkel, levensmiddelenzaak


  • mat·bu·tikk
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   matbutikk     matbutikken     matbutikkar     matbutikkane  
genitief                        

matbutikk m

  1. (bedrijf) levensmiddelenbedrijf, levensmiddelenwinkel, levensmiddelenzaak