• mast·hoog·te
enkelvoud meervoud
naamwoord masthoogte masthoogten
masthoogtes
verkleinwoord - -

de masthoogtev

  1. (scheepvaart) afstand vanaf het wateroppervlak tot de top van de langste, rechtop staande paal op een schip
     De 's zomers druk bevaren open-zeilbootroutes worden onderling verbonden en boten met een masthoogte tot 30 meter hoeven in principe geen bruggen meer te passeren.[1]
  2. (scheepvaart) afstand vanaf het dek tot de top van de langste, rechtop staande paal op een schip
     Zo verspeelde de Pentax een grootzeil en knapte bij de Samsonite van schipper Patrick Schouten de babystagspanner (dat is de spanner van het korte voorstag dat van driekwart van de masthoogte naar het voordek loopt).[2]
  3. afstand vanaf de grond tot de horizontale as van een windturbine
     Moderne windmolens hebben een masthoogte van ongeveer 80 meter en een rotordiameter van ongeveer 90 meter.[3]
  1.   Weblink bron
    Karin de Mik
    “Aquaduct moet toerist naar Friesland teruglokken” (14 januari 2006) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Jan Rook
    “Stad Rotterdam koploper zeilrace naar New York” (8 juni 1982) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Nuon
    “(advertorial) Wat is hoger: windmolen of Euromast?” (24 mei 2016) op nu.nl