Nederlands

 
gebouw met martelkamers van de Rode Khmer
Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·tel·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord martelkamer martelkamers
verkleinwoord martelkamertje martelkamertjes

Zelfstandig naamwoord

de martelkamerv / m

  1. een ruimte waarin met gevangenen martelt
    • Toen de gevangene niet wilde bekennen, begon men hem te martelen in de martelkamer. 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen