• fol·ter·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord folterkamer folterkamers
verkleinwoord

de folterkamerv / m

  1. ruimte in een gebouw die ingericht is om mensen te martelen
     Op een paar fora schreef de man dat hij kinderen in stukken wilde hakken en hun lichaamsdelen wilde opeten. Daar had hij al de nodige voorbereidingen voor getroffen. In zijn huis had hij al een geluiddichte folterkamer gebouwd.[2]
     Bij een politie-inval bleek dat de man al aardig wat voorbereidingen had getroffen. Zo had hij in zijn huis een geluiddichte folterkamer gemaakt. Ook vonden de agenten een zelfgemaakte doodskist op kinderformaat, een snijtafel en slagersbenodigdheden.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bijna 27 jaar cel voor kind-eet-plannen” (Woensdag 18 september 2013, 07:33), NOS
  3.   Weblink bron “Celstraf voor 'fantasiekannibaal'” (Woensdag 18 september 2013, 00:50), NOS