Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·tel

Werkwoord

vervoeging van
martelen

martel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van martelen
    • Ik martel. 
  2. gebiedende wijs van martelen
    • Martel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van martelen
    • Martel je? 

Meer informatie


Lombardisch

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

martel

  1. (gereedschap) hamer

Meer informatie