marshmallow
- Geluid: marshmallow (hulp, bestand)
- marsh·mal·low
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zachte, zoete lekkernij’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marshmallow | marshmallows |
verkleinwoord |
de marshmallow m
- (voeding) sponzig snoepje
- Volgens Ulf Schott, verantwoordelijk voor jeugdbeleid bij de Duitse voetbalbond, is jeugdvoetbal een ‘marshmallow-experiment’ van uitstel van behoeftebevrediging. „Kinderen die offers kunnen brengen en in de verdeling van hun tijd gedisciplineerd zijn, presteren zowel op school als in sport.” [2]
- ▸ Om het een beetje leuk te houden stopte ik er ook een extraatje in zoals marshmallows, M&M’s of een frisbee.[3]
1. sponzig snoepje
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord marshmallow staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "marshmallow" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC Bart Hinke 3 juli 2016
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers