• ma·ri·na·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het doortrekken met kruiden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord marinade marinades
verkleinwoord - -

de marinadev

  1. (voeding) (kookkunst) Een kruidig vloeistofmengsel waarin men de etenswaren (vis, vlees etc.) legt waarna dit enige tijd moet inwerken
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]