margedag
- mar·ge·dag
- samenstelling van marge en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | margedag | margedagen |
verkleinwoord | margedagje | margedagjes |
de margedag m
- dag waarop de scholen dicht zijn buiten de normale vakanties. Over het algemeen gebruikt om de docenten bij te scholen.
- Als de margedag op een dag valt dat uw kind de BSO al regulier bezoekt, worden alleen de extra uren in rekening gebracht.
- Het woord 'margedag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.