marde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mar·de
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
marren |
marde
- enkelvoud verleden tijd van marren
- Ik marde.
- Jij marde.
- Hij, zij, het marde.
- Ik marde.
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- Frans-Canadese variant van merde.
Zelfstandig naamwoord
marde v
- schijt, poep
- (spreektaal) (figuurlijk) dat wat waardeloos is, troep
- (spreektaal) (figuurlijk) een waardeloos persoon
- (informeel) (figuurlijk) drugs, shit