mar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marren
- gebiedende wijs van marren
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marren
mar
- maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert
mar
- maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert
mar
- maar; tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert