marbriet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mar·briet
Woordherkomst en -opbouw
- van de Franse merknaam Marbrite, een samenstelling van marbre zn met het achtervoegsel -ite als merknaam gebruikt door de glasfabriek "Verreries de Fauquez" van de Belgische uitvinder A. Brancart.[1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marbriet | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het marbriet o
- (bouwkunde) (geschiedenis) ondoorzichtig hard glas, dat in plaats van het duurdere marmer kon worden gebruikt voor oppervlakken die bestand moesten zijn tegen zuren, vetten of intensief schoonmaken en dat vooral tijdens de art deco ook als verfraaiing werd toegepast
- Wat je overhoudt, is een overzicht van Nederlanders en Belgen die zich op hoogst particuliere wijze in het bouwen hebben uitgeleefd. Arthur Brancard [sic!] uit het Belgische dorp Foquet [sic!], bijvoorbeeld, die als reclame de plaatselijke kerk van binnen helemaal bekleedde met zijn produkt, het goedkope namaak-marmer "marbriet". [4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord marbriet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "marbriet" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Marbrite ; geraadpleegd 2019-11-09
- ↑ Bos, F. (ed. O. Noordenbos)De vreemde woorden 3e druk (1955) Wereld-bibliotheek, Amsterdam / Antwerpen; p. 251 kol. 2; geraadpleegd 2019-11-09
- ↑ marbriet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Metz, T.Een Eiffeltoren van aluminium in de Achterhoek (14 februari 1995) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-11-09
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be