Nederlands

 
1. Het bovenste deel van de zuilen is uitgevoerd in zwart marbriet.
Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·briet
Woordherkomst en -opbouw
  • van de Franse merknaam Marbrite, een samenstelling van  marbre zn  met het achtervoegsel -ite als merknaam gebruikt door de glasfabriek "Verreries de Fauquez" van de Belgische uitvinder A. Brancart.[1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord marbriet -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het marbrieto

  1. (bouwkunde) (geschiedenis) ondoorzichtig hard glas, dat in plaats van het duurdere marmer kon worden gebruikt voor oppervlakken die bestand moesten zijn tegen zuren, vetten of intensief schoonmaken en dat vooral tijdens de art deco ook als verfraaiing werd toegepast
    • Wat je overhoudt, is een overzicht van Nederlanders en Belgen die zich op hoogst particuliere wijze in het bouwen hebben uitgeleefd. Arthur Brancard [sic!] uit het Belgische dorp Foquet [sic!], bijvoorbeeld, die als reclame de plaatselijke kerk van binnen helemaal bekleedde met zijn produkt, het goedkope namaak-marmer "marbriet". [4]
Synoniemen

Gangbaarheid

11 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen