maraan
- ma·raan
- van Spaans marrano, in de betekenis van ‘scheldnaam voor Spanjaarden die zich uit lijfsbehoud afwendden van islam of jodendom’ voor het eerst aangetroffen in 1549 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maraan | maranen |
verkleinwoord |
de maraan m
- (Jiddisch-Hebreeuws) onder dwang tot het christendom bekeerde Spaanse jood
- Het woord maraan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maraan" herkend door:
19 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ "maraan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be