• ma·cro·bi·oot
enkelvoud meervoud
naamwoord macrobioot macrobioten
verkleinwoord - -

de macrobiootm

  1. aanhanger van een bepaalde holistische leer op het gebied van voeding en gezondheid
     Pas in de slothoofdstukken trekt Scruton zelf zó van leer tegen voedingsindustrie en agribusiness dat een macrobioot het hem niet zou verbeteren.[1]
     Macrobioten kijken op eigen wijze naar ziekten. Kanker bijvoorbeeld zien zij als een gezonde manier van het lichaam om gifstoffen kwijt te raken. Zover moet men het echter liever niet laten komen.[2]
  1.   Weblink bron
    Maartje Somers
    “Eigen groen eerst” (24 februari 2012) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Hans Moll
    “Shoyu tegen menstruatiecrisis” (19 december 2001) op nrc.nl