macrobiotisch
- ma·cro·bi·o·tisch
- In de betekenis van ‘m.b.t. de kunst om het leven te verlengen’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van biotisch met het voorvoegsel macro- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | macrobiotisch | macrobiotischer | |
verbogen | macrobiotische | macrobiotischere | |
partitief | macrobiotisch | macrobiotischers | - |
macrobiotisch
- met betrekking tot de macrobiotiek
- Het woord macrobiotisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "macrobiotisch" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "macrobiotisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ macrobiotisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be