• machts·po·si·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord machtspositie machtsposities
verkleinwoord machtspositietje machtspositietjes

de machtspositiev

  1. (politiek) (economie) sterke positie door het beschikken over veel macht
    • Hoge beloningen zijn echter lang niet altijd het resultaat van hoge productiviteit maar van machtsposities van bepaalde sociale groepen, levend in een decadente subcultuur [2] 
    • Zelf vrees ik dat Poetin juist wél de beroerdste is als we hem zijn gang laten gaan. Hij is de nieuwe Hitler, de nieuwe Stalin, de nieuwe Mao. Hij zal miljoenen mensen laten sterven als hij daarmee zijn machtspositie kan behouden. Voor rationele argumenten en voorstellen is hij niet meer vatbaar, alleen tegengeweld kan hem nog afschrikken – tot op zekere hoogte. [3]