machtsconcentratie

  • machts·con·cen·tra·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord machtsconcentratie machtsconcentraties
verkleinwoord

de machtsconcentratiev

  1. samenballing van de macht (bij één persoon, één organisatie of één plaats)
     Het wordt dit keer een heel ander referendum dan in 1975. "Bij dit referendum wordt de goede vraag gesteld: erin of eruit. In 1975 was de vraag of de Britten deel wilden uitmaken van een economische gemeenschap. Dit keer gaat het over de huidige EU als politieke unie, met een machtsconcentratie in Brussel", zegt Jippes.[2]
     De Vereniging Grootgebruikers Postdiensten (VGP) maakt zich zorgen over de machtsconcentratie in de briefpostmarkt. De VGP vertegenwoordigt bedrijven als ABN Amro, Achmea, ANWB, Aegon, Menzis, ING, Nuon en de Postcodeloterij.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Huwelijk Londen en Brussel vanaf begin moeizaam” (Vrijdag 19 februari 2016), NOS
  3.   Weblink bron “Bedrijven bang voor hogere tarieven PostNL” (Maandag 25 februari 2019), NOS